Sterven. Het hoort er bij in een opvang als de onze. Misschien juist wel meer. Omdat veel van de katten die hier terecht komen, al het nodige mankeren. Er vaak te laat om hulp wordt gevraagd. En omdat het meestal om zeer schuwe katten gaat die zich lastig laten vangen en niet laten zien dat zij ziek zijn. Want dan zijn ze kwetsbaar. Dus lopen we vaak achter de feiten aan.
Soms kunnen we zelfs nog iets positiefs uit het sterven halen: een ernstig zieke zwerver die hier in alle veiligheid kan dood gaan. Nog even heeft kunnen genieten van voldoende voedsel, warmte, genegenheid. Een naam heeft gekregen. Er heeft toegedaan.
Maar soms ook alleen maar boosheid. Vooral als het om de jongste katjes gaat. Zij die nog een leven voor zich hadden... geen eerlijke kans hebben gekregen.
Het doet pijn, iedere keer weer. Al is de dood van een bejaarde kat als onze Spook makkelijker te verteren dan het overlijden van de 1 dag oude Viooltje. Het went echter nooit al leer je het sneller een plekje te geven. Je moet wel: er zijn nog zoveel andere katjes die ons nodig hebben.
Maar heel soms is er zo'n kat waarbij het zwaar valt om een voortijdige dood te accepteren. En zo iemand was voor mij persoonlijk onze Misha:
Bijna tien jaar geleden werd hij door zijn eerste baasjes bij ons gebracht. Hij was niet te hanteren en met een baby op komst werd de situatie ronduit gevaarlijk. Ik moest het jonge koppel gelijk geven. Als kitten was Misha bij hen in huis gekomen. Een kitten van de boerderij, dus zoals meestal was ook hij slecht gesocialiseerd. Hij kwam in een flatje terecht bij goedbedoelende mensen zonder enige kennis van katten. Schuwe Misha kon geen kant op. Was als jonge puber veel alleen, opgesloten in de keuken waar hij weinig schade kon aanrichten.
Hij kon zijn energie niet kwijt en botvierde dat op de handen en voeten van zijn eigenaren die dat interpreteerden als agressie in plaats van prooigedrag.
Was er maar met hem gespeeld. Intensief contact gemaakt. Veel opgepakt en geknuffeld. Maar dat durfden deze mensen niet meer want Misha kon bijten. Dus de neerwaartse spiraal was ontstaan. Het ging van kwaad tot erger. De cyperse kater kon je ineens aanvallen. Ogenschijnlijk zonder reden.
Meestal is die reden er wel degelijk, en de signaaltjes vooraf ook. Maar die moet je kunnen herkennen. Kunnen lezen. Ik kon Misha lezen als een boek. Wist precies wanneer ik hem wel of niet kon benaderen. Maar toch moest ik toegeven dat hij beslist iets onvoorspelbaars had. Vanaf dag één hadden we een klik maar had ik ook een onderbuikgevoel. Heb ik me vaak afgevraagd of in dat koppie wel alles goed was?
Maar de jaren verstreken en Misha was happy hier. Hij accepteerde eigenlijk maar een baas, want dominant, ja dat was hij ook nog eens. Een lastige combinatie.
Tevens was hij snel overprikkeld, wat zeker leidde tot momenten van agressie. De oplossing daarvoor was simpel. Misha kreeg een eigen kennel waar we hem in konden plaatsen als er vreemden op bezoek kwamen maar waar hij ook uit zichzelf voor ging zitten als hij rust wilde. Het werd zijn veilige plek.
Het werd een heel ritueel maar op deze manier konden we de kater nog een prachtig leven geven. Hij genoot, hij hoorde er helemaal bij en iedereen had respect voor hem. De eerste vraag die de vrijwilligers dan ook stelden als iemand het verblijf in moest waar de kater verbleef: Zit Misha al in zijn hok?
Zodra iedereen weg was kon Misha weer los en werd hij beloond met knuffels en snoepjes van mij.
Maar de inmiddels 12 jarige kater werd in maart ziek. Prutoogjes, snotteren, slecht eten. Het leek Niesziekte maar de gegeven medicatie hielp niet. Een bezoek bij de dierenarts volgde. Onder narcose. Want ondanks dat ik bij hem bleef, wilde hij terstonds de dierenarts aanvallen. Met ontblote tanden.
Terwijl Misha op de behandeltafel lag te slapen konden we goed de verdikking bij zijn neus bekijken. Zou het die rotte hoektand zijn die alle ellende veroorzaakte? Gelukkig zat die al vrij los en met het verwijderen er van dachten we zijn misère te hebben opgelost.
Na een week werd duidelijk dat dit niet het geval was. En ondertussen werd Misha steeds zieker. En steeds liever. Mocht ik alle puss wegvegen uit zijn neus, zijn ogen zalven en kreeg ik kopje na kopje. Alsof hij wist wat er aan zat te komen....
En diep in mijn hart wist ik dat ook. Had ik het niet zo vaak al geroepen: Er zit iets niet goed in dat koppie...
Een tweede bezoek onder narcose volgde en de twee dierenartsen die naar hem kwamen kijken bevestigden mijn vermoeden. Misha had een tumor die zich via zijn neus een weg vrat uit zijn hoofd. Hij zou nooit meer beter worden.
Met mijn warme tranen op zijn mooie gestreepte vacht moest ik daar en meteen afscheid nemen van mijn bijzondere vriendje. Ik kon hem niet laten lijden.
Al die jaren waarin ik voor hem heb gezorgd, heeft hij mij nooit gebeten zoals hij bijna ieder andere bezoeker en vrijwilliger wel beet. Omdat we respect hadden voor elkaar. Vertrouwen durfden te hebben. Een blik op de ander was voldoende. En die blik mis ik zo. Jouw vragende ogen, verwachtingsvol naar mij opkijkend.
Mijn blik op jou; in welke bui ben je? En dan de herkenning: Het is goed! En de knuffels die volgden.
Het Achterverblijf is zo anders nu Misha er niet meer is. Het liefst draai ik me bij de sluisdeur om, wetend dat mijn Misha niet meer op zijn vaste plekje op de koffiebar zit. Om ieder ander de stuipen op het lijf te jagen. Nooit meer de kreet "zit Mies opgesloten?"
Nooit meer die prachtige kop in mijn handen.